Wat is de sluitertijd van een camera en wat kun je ermee?
Hoe komt het dat mijn foto onscherp is? Waarom heeft mijn rennende hond op mijn foto’s vage strepen waar zijn poten horen te zitten? Dat heeft te maken met de sluitertijd van je camera . De sluitertijd van je camera bepaalt of wat je fotografeert bevroren of bewogen op de foto komt. Wij leggen je in dit blogbericht de basics van sluitertijd uit.
Wat is de sluitertijd van je camera?
Een foto ontstaat doordat een bepaalde hoeveelheid licht op de sensor van je camera valt. Voor deze sensor zit een soort ‘gordijn’, dat open en dicht kan. Dit noemen we de sluiter van de camera. Zit de sluiter dicht, dan valt er geen licht op de sensor. Om een foto te maken moet de sluiter even ‘open’ zodat er licht op de sensor valt. Hoe lang de sluiter licht doorlaat op de sensor, wordt de sluitertijd genoemd. Het openen en sluiten van de sluiter hoor je als de ‘klik-klak’ van de camera tijdens het maken van je foto. Bij een langere sluitertijd valt er langer licht op de sensor dan tijdens een korte sluitertijd. De sluitertijd is een onderdeel van de belichtingsdriehoek , die bepaalt hoe licht of donker je foto wordt.
De sluitertijd instellen op je camera
In de sluitertijd-voorkeuze ( Tv of S op je functiewieltje ) en volledig handmatige modus van de camera kun je de sluitertijd zelf instellen. Aan welk instelwieltje je hiervoor moet draaien kun je het beste opzoeken in de gebruikershandleiding van je camera, omdat dit per merk en type camera verschilt.
De sluitertijd wordt weergegeven in getallen zoals 100, 250, 1000, waarmee respectievelijk 1/100, 1/250 of 1/1000 seconden bedoeld wordt. Een sluitertijd van 1/1000 betekent dus dat de sluiter één duizendste van een seconde op staat (en dat is heel kort). Sluitertijden van langer dan een seconde worden weergegeven met een dubbel aanhalingsteken. Een sluitertijd van 2” betekent dat de sluiter twee seconden open staat.
Welke sluitertijd moet ik kiezen?
Hoe langer de sluiter open is, hoe langer de camera vastlegt wat er in beeld gebeurt. Stel, er fietst een wielrenner langs. Gebruik je een korte sluitertijd, zoals 1/1000 seconde, dan wordt er heel kort licht doorgelaten op de sensor en wordt de foto heel snel gemaakt. Je ‘bevriest’ de beweging van de wielrenner dan. Gebruik je een langere sluitertijd, zoals 1/50 seconde, dan beweegt de wielrenner tijdens het maken van je foto uit beeld. Je ziet hem op de foto dan als een vage streep. Je hebt dan een foto met bewegingsonscherpte: onscherpte die veroorzaakt wordt doordat óf je onderwerp, óf jouw hand met de camera beweegt.
Onderstaande voorbeelden laten je het effect van verschillende sluitertijden zien.
Een stilstaand onderwerp vanuit de hand fotograferen
Stilstaande onderwerpen, zoals een stilleven, een gebouw of een landschap, hoef je niet te ‘bevriezen’ in hun beweging. Wat echter wel kan bewegen, is jouw camera, omdat het lastig is je hand voor langere tijd compleet stil te houden. Bij een lange sluitertijd, kan je foto dan alsnog (bewegings)onscherp worden. Gelukkig bestaat er een handig ezelsbruggetje dat je helpt dit te voorkomen.
Om de minimale sluitertijd te vinden waarbij je bewegingsonscherpte voorkomt, deel je 1 door het de brandpuntsafstand waarop je fotografeert. Fotografeer je bijvoorbeeld met een 70-200 mm lens op 100mm, dan is je minimale sluitertijd 1 / 100 = 1/100 seconde. Dat betekent dat je foto bij 1/100, 1/160, 1/200 en alle sluitertijden die nog korter zijn niet onscherp zou moeten worden.
Fotografeer je met een 35mm lens, dan kun je volgens dit ezelsbruggetje bij een sluitertijd van 1/40 (want 1/35 bestaat niet) een foto zonder bewegingsonscherpte maken. De meeste mensen kunnen bij zo’n lange sluitertijd hun hand echter niet stil genoeg houden. Dit verschilt per persoon, dus experimenteer zelf bij welke instellingen jij je camera stil genoeg kunt houden (voor veel mensen is dit 1/90 en sneller).
Scherpe foto’s maken met lange sluitertijd
Het ezelsbruggetje hierboven geldt voor fotograferen met lenzen zonder beeldstabilisatie (IS) . Bij gebruik van IS kun je de sluitertijd vaak nog twee tot vier keer zo snel maken. Bij een 100mm lens zou je dan uitkomen op 1/100 –> 1/50 –> 1/25 seconden, zonder dat het beeld onscherp wordt. Probeer dit wel even voor jezelf uit voordat je een opdracht gaat doen, of deze sluitertijd snel genoeg is verschilt per persoon.
Een andere optie om bewegingsonscherpte vanuit jouw hand te voorkomen is je camera op een statief plaatsen. Zet je je statief stevig neer, dan kun je sluitertijden gebruiken die oplopen tot meerdere minuten. Je kunt het beste de zelfontspanner of een afstandsbediening gebruiken om te voorkomen dat je camera alsnog beweegt als jij de ontspanknop indrukt.
Oefenen met beweging fotograferen
Maak twee foto’s van een bewegend onderwerp. Dit mag van alles zijn: van iemand die schommelt tot iemand die wandelt. Zorg dat in de eerste foto bewegingsonscherpte zichtbaar is, en in de tweede foto bevriezing. Als het goed is weet jij nu wat voor sluitertijden je daarvoor nodig hebt.
Ready, steady… go!
PS. Wil je beter leren fotograferen? Meld je aan voor onze offline fotografiecursus of online cursus fotografie. Om je verder te ontwikkelen, meld je je aan voor onze fotografiecommunity The Backpacker, met daarin leerzame masterclasses en een community vol inspirerende collega-fotografen!