De belichtingsdriehoek

Is je foto te licht of te donker? Dan pas je de instellingen van de onderdelen van de belichtingsdriehoek aan. We vertellen je in deze tekst alles wat je moet weten.

De belichtingsdriehoek

Wil je niet langer fotograferen in de automatische stand van je camera, dan ga je werken met sluitertijd, diafragma en ISO-waarde. Begrippen die de belichtingsdriehoek vormen, omdat ze samen de bepalen hoe licht of donker je foto wordt. Is je foto te licht of te donker, dan pas je de sluitertijd, het diafragma en/of de ISO-waarde aan. 

Stops gebruiken om te lichte of te donkere foto’s te corrigeren

ISO-waarde, sluitertijd en diafragma bepalen samen hoe jouw foto belicht wordt. Een stapje verandering in één van deze instellingen zorgt ervoor dat je foto lichter of donkerder wordt. De foto wordt lichter naarmate de sensor meer licht ontvangt of gevoeliger is voor dat licht. De stapjes worden uitgedrukt in ‘stops’. Een stop (ook wel ‘EV’ genoemd) is de verdubbeling of de halvering van het licht dat de sensor bereikt (ten opzichte van de vorige instellingen). Met ‘de belichting verhogen met één stop’ wordt bedoeld dat je de foto twee keer zo licht maakt als de vorige foto.


Belichting aanpassen door je sluitertijd één stop te veranderen

De sluitertijd is de tijd dat je sensor wordt blootgesteld aan het licht (en dus aan wat er voor je camera gebeurt). Een korte sluitertijd bevriest eventuele beweging van je onderwerp, een lange sluitertijd zorgt voor onscherpte in bewegende onderwerpen.

Wil je de belichting met één stop aanpassen door een andere sluitertijd te kiezen, dan halveer of verdubbel je de sluitertijd. Moet er twee keer zoveel licht op je sensor vallen, dan halveer je de sluitertijd. Van bijvoorbeeld 1/200 seconden ga je dan naar 1/100 seconden. De sluiter blijft dan twee keer zo lang openstaan, waardoor er twee keer zo lang licht op de sensor valt.

Met een snelle sluitertijd kun je beweging bevriezen, met een langere sluitertijd wordt je bewegende onderwerp meer een vage streep.


ISO-waarde verhogen of verlagen

De ISO-waarde bepaalt hoe gevoelig de sensor is voor het licht dat erop valt. Ook de ISO-waarde kun je met één stop verhogen of verlagen, door de waarde te verdubbelen of te halveren. Ga je van ISO 400 naar ISO 800, dus met één stop omhoog, dan wordt de sensor twee keer zo gevoelig voor het licht dat erop valt. Dat betekent dat je een snellere sluitertijd of hoger diafragmagetal kunt gebruiken om dezelfde belichting te krijgen.


Je diafragma één stop verhogen of verlagen

Het diafragma bepaalt hoeveel licht er door de lens op de sensor valt. Een groter diafragmagetal, bijvoorbeeld f/22, zorgt ervoor dat er minder licht op de sensor valt. Een kleiner diafragmagetal, zoals f/5.6, laat meer licht door en geeft dus een lichtere foto.

  Bij diafragma is het verhaal over ‘stops’ wat ingewikkelder dan gewoon verdubbelen of halveren. Doordat de f-getallen via een wiskundige berekening gekozen zijn, moet je het diafragmagetal vermenigvuldigen of delen door 1.41. Je kunt ook onthouden dat je voor één stop verandering in diafragma drie stapjes voor of achteruit moet in de reeks met diafragmagetallen.

Zo ziet de reeks diafragmagetallen er uit:

2.8  – 3.2 – 3.5 – 4  – 4.5 – 5 – 5.6  – 6.3 – 7.1 – 8  – 9 – 10 – 11 – 13 – 14 – etc.

Wil je vanaf f/2.8 de belichting met één stop verhogen door het diafragma te veranderen, dan betekent dat je f/4 kiest (3 stapjes naar rechts). Nog één stop hoger wordt f/5.6, nog één hoger f/8, etc. Als je van f/4 naar f/5.6 gaat wordt je foto één stop lichter en er valt twee keer zoveel licht op je sensor.

Een groot diafragmagetal betekent dat er een kleine opening in het diafragma zit en dat er weinig licht in de camera valt.

 

Belichtingsdriehoek voorbeeld 1: een te donkere foto één stop lichter maken

Stel, je maakt een foto en deze is net te donker. Je denkt dat het helpt om de belichting één stop lichter te maken. Je fotografeerde bij ISO 400, diafragma f/8 en sluitertijd 1/100 seconden. Je hebt kunt dan de volgende instellingen gebruiken voor je volgende foto:

  1.         ISO 800 , diafragma f/8 en sluitertijd 1/100 seconden       (ISO verdubbeld)
  2.         ISO 400,  diafragma f/5.6  en sluitertijd 1/100 seconden   (diagragmagetal 3 stapjes lager)
  3.         ISO 400, diafragma f/8 en  sluitertijd 1/50 seconden           (sluitertijd twee keer zo lang)

  Welke instelling je aanpast, hangt af van de situatie: welke waarde kun je het beste aanpassen zonder negatieve gevolgen? Je wilt geen sluitertijd die te kort is en voor bewegingsonscherpte zorgt. Je wilt onscherpte door een te klein diafragmagetal. Je wilt geen onnodige ruis door een te hoge ISO.


Belichtingsdriehoek voorbeeld 2: compenseren

Stel nou dat je foto precies goed belicht is, maar dat één van de instellingen toch veranderd moet worden omdat je bijvoorbeeld last hebt van onscherpte in je foto. Je kunt dan een andere instelling uit de belichtingsdriehoek óók aanpassen, om voor die ene instelling te compenseren. Gaat bijvoorbeeld de sluitertijd één stop omhoog, dan kun je het diafragma of de ISO één stap verlagen.

Een voorbeeld: je fotografeert een spelende hond. Je had de camera ingesteld op ISO 200, diafragma f/7.1 en sluitertijd 1/200 seconden. De hond rent echter zo snel dat zijn poten onscherp zijn op de foto. Je wilt je sluitertijd aanpassen, naar 1/400 seconden bijvoorbeeld, maar je wilt niet dat je foto donkerder wordt. Je kunt daarvoor compenseren door ook je diafragma of je ISO-waarde aan te passen. De belichting gaat één stop  omlaag  door de aanpassing in sluitertijd. Ter compensatie kun je de ISO-waarde of het diafragma met één stop  verhogen . Je kiest dan bijvoorbeeld voor ISO 400 of diafragma f/5.


Tip: Wil je meer leren over de instellingen van je camera? Download ons gratis e-book over fotografie of meld je aan voor onze online cursus fotografie.